Tallinn – 2006 ‘Your Country Ain’t Your Blood’ + ‘Onafgebroken Razen De Beats’

 

 

 

– 3 Scheitrechters SQUIBB 1 LT, Simax – Szechoslovakia

– Varkensbloed

– Zwarte nylondraad

Ingesloten ruimte van 180/180/240cm

De titel komt uit de film ‘The Godfather’ en spreekt voor zich: het valse gevoel van identiteit dat er opgedrongen wordt.

Het is een verwijzing naar het nationalisme dat terug de kop opsteekt. Ook de bevraging van de Europese staat dat zich wilt ontfermen over de verschillende etnische groepen in Europa.

In april 2007 waren er rellen in Tallinn door de verplaatsing van het standbeeld van de Russische slachtoffers in WOII. Deze sfeer was reeds in augustus 2006 voelbaar. De houding van de Esten t.o.v. de Russen is vaak erg racistisch en dit inspireerde me toen al om ‘Your Country Ain’t Your Blood’ te maken (45% van Estland is van Russische origine).

Maar vooral is dit werk een verwijzing naar de manipulaties die gepaard gaan met de bewustmaking van nationaliteit en authenticiteit van bevolkingsgroepen.

 

 

Onafgebroken razen de beats:

Tallinn:

 

Onafgebroken razen de beats door de nacht. Het binaire ritme van de stilte en de dreun, herhalend, koel en zonder melodie, bonkend tegen mijn hoofd, bezorgden mij een gevoel van extreme isolatie. Ik kon me enkel nog overgeven aan het lot van de beat. Welkom in de kultuurfabriek van Tallinn: Kulturitheas. In het verleden werd er speelgoed –allerlei popjes en beertjes- in polymeer gemaakt.

Deze hardcore beats beukten me tegen de matras. Nog nooit had ik zo een ervaring gehad. Ik voelde mezelf in één krimpen, samen smelten, herleidt tot een substantie dat enkel nog in staat was om te denken. Mijn hersenen en gedachten werden overheerst door de volledige sfeer in de kamer. Een verlammend gevoel werd meester van mijn hele lichaam. Alsof mijn geest overheerst werd door de hardcore van de toestand. Hoe lang zou het duren voor mijn denken het begaf? Hoelang zou ik deze isolatie kunnen aanhouden? Ik bevond me in het midden van een trip, starend naar het plafond, trillend van de beats.

De feestgangers zwalpten door de donkere gangen van de fabriek. Lang, mager, kaal, met een blik op oneindig. De beats deden de fabriek op zijn grondvesten daveren. Ook deze Russische fabrieken zijn niet meer bestand tegen de hardcore beats van de Gabbers. Als je denkt dat de arbeiders veel te verduren hadden in de fabriek, onder de druk van de Russische machines, dan was dit nog van een ander kaliber. Harder en nog veel ééntoniger dan het labeur dat ze hadden te verrichten tijdens hun dagtaak. De arbeiders in de fabriek konden nog spreken tegen elkaar. Maar door de decibels was het in de concertzaal onmogelijk om nog één begrijpbaar woord aan elkaar over te brengen. Misschien beleefden ze allemaal diezelfde trip dat ik aan het doorstaan was. De afstand met de werkelijkheid was enorm en de kloof werd maar groter en groter. Ik sprak ook de taal niet en kende zeker de code niet om me tussen het feestvolk te begeven, dus bleef ik de volledige toestand maar observeren van op mijn bed. Ik ontrok me van het visuele spektakel, de beats zogen me volledig op. De film dat zich in mijn hoofd afspeelde was gebaseerd op een vervreemding die zich vooral manifesteerde door de nieuwe omgeving. Deze architectuur heeft volgens mij een grote invloed gehad op het gedrag van de Sovjets. Het versterkte nog meer het paranoïde gedrag dat ze aangeleerd hadden. Een omgeving die mij had overdonderd door het massieve van de fabriek in zijn geheel. Maar ook, en vooral, de verlatenheid dat zich meester had gemaakt van mij. Ik wist namelijk dat ik de eerste week zeer weinig mensen zou tegenkomen in de fabriek. Alle organisaties die een ruimte benutten hadden nog vakantie en ook de meester van de printshop was een week naar Sint-Petersburg. Alleen had ik er te blijven, afgesloten tussen mijn dikke muren, Isolatie*

Deze onverwoestbare constructie van staal en beton kon met moeite het Westerse muzikale geweld verdragen. De fabriek stond te daveren op zijn grondvesten. Ook al waren veel van de muren en steunbalken meer dan een halve meter dik en vol gepropt met Russisch staal, alles wat niet goed bevestigd was trilde mee. Het enige verschil tussen de bevolking van deze nacht en de werknemers in de USSR was de vrijwilligheid. Hier zat ik dan in het midden van de tornado. Met dat verschil dat het niet stil was, althans niet de stilte voor de storm. Want die was al aan het razen. De stilte was alleen te voelen in mijn isolatie.

In mijn kamer was er een verluchtingspijp, half afgebroken, met afbladerende verf en vol met stof. Als je er je hand durfde tegen plaatsen, wist je het wel hoe proper het er was. Veel stof was nog afkomstig van de fabrieksactiviteiten. Het was een Polymeer fabriek waar ze speelgoed maakten in die gelijknamige kunststof. Deze verluchtingspijp, verbonden met een volledige constructie van buizen en pijpen, leek precies een metrosnelweg door het gebouw. Elke ruimte was verbonden met elkaar via deze verbrokkelde buizen, waar de filters weggehaald waren of opgestopt met isolatie materiaal om de ratten buiten te houden. Deze metalen constructie had enkele centrale plaatsen. De meest verblindende ruimte is die waar er nu een concertzaal is gelegen. Op de derde en hoogste verdieping, na enkele gangen te doorkruisen, van elkaar afgesloten met metalen deuren, was de plaats van onheil.

In het midden van de ruimte was er een gigantische buizenconstructie aan het plafond bevestigd met drie grote ronde openingen, waar de deksels afgenomen waren. Met de geïmproviseerde discotheek verlichting zag deze metalen mastodont er nog indrukwekkender uit. Maar net doordat de deksels verdwenen waren, kregen de beats de kans om zich door de buizen te verspreiden over het hele gebouw. Ook de koker dat in mijn slaapkamer door het plafond kwam, had geen afsluiting en zo kregen de beats vrij spel in de kamer.

 

 

Zaterdag namiddag:

 

Tweede weekend in Tallinn, cultuurfabriek.

De geslotenheid van het gebouw houdt mij nog steeds vast. Ik bevind me nog steeds in het oog van de orkaan, waar de stilte mij omsluit. Nog steeds zie ik zeer weinig mensen in het gebouw. Die enkeling, Ivan, de ouwe Rus van 71j. Het verhaal over hem is nogal onduidelijk. Mij werd er verteld dat hij drie jaar geleden door enkele muzikanten van straat werd geplukt, hij was dakloos. Ze zouden voor Ivan een geschikt onderkomen zoeken. Maar de muzikanten zijn verdwenen en hij woont nu nog steeds in een vervallen deel van de fabriek. Ivan spreekt geen woord Engels en ook mijn Russisch is van dezelfde hoogstaande kwaliteit. Ivan heeft zichzelf de taak van klusjesman toegeëigend. Hij prutst hier en daar in het gebouw, vervangt een lamp of ruimt gewoon de rommel op. Want de lege flesjes kunnen na een avondje feesten het volledige trappenhuis doen kletteren. Het is ook zijn grootste bron van inkomen, sinds er ook in Estland statiegeld op deze flesjes staat. Dit zou nog maar sinds kort zijn. Ik weet dat, want in de eerste ruimte van mijn verblijfplaats, de gang naar de kamer, achter de deur, staan er wel 30 dozen gevuld met lege flesjes. Op deze collectie hangt er nog een oud embleem dat geen melding geeft van statiegeld. Zodoende nemen ze deze flesjes niet terug. Enkel omdat er geen geldig blaadje aanhangt dat zegt dat dit flesje van waarde is. Het kapitalisme is toch een vreemd en log systeem zou je beginnen denken. Anyway, ik wou het hebben over die zaterdagnamiddag. Het was een mooie dag, de zon was aanwezig en ik lag op mijn bed ‘Bird Lives’, de biografie van Charlie Yardbird Parker te lezen. Plots hoorde ik iemand in paniek op mijn deur bonken. Het was Ivan, ik herkende zijn stem. Het duurde even voor ik naar de deur kwam, want ik lag in mijn boxershort op mijn bed en moest ook nog mijn schoenen vinden. Ik deed uiteindelijk toch mijn deur open maar Ivan was gaan lopen. Hij kwam ondertussen al terug kijken waar ik bleef. Ivan liep er met een bijl, zwaaiend boven zijn hoofd. Zo’n bijl van een redelijk gewicht, met een steel van ongeveer 45cm. Ja, het zag er echt wel een oud Russisch geval uit. ik zag het aan de verroeste kleur van het metaal. Ik wist meteen wat die oude mij wilde vertellen. Er zijn inbrekers in het gebouw, voor de verandering. Want in de nacht van donderdag op vrijdag, dus twee nachten daarvoor, hadden we ook al bezoek gehad. Ik had ze toen niet gehoord, het was in de vleugel van het gebouw, waar Ivan slaapt. Er zijn daar veel repetitie ruimtes van bandjes en die elektronische pedaaltjes om de gitaarklanken te vervormen zijn natuurlijk interessante objecten om een beetje geld uit te slaan en ook makkelijk om mee te nemen.

De vrijdag liep het er vol van flikken in het gebouw, alles fotograferend en zoekend naar vingerafdrukken, maar het was nu zaterdag. Ivan liep dus helemaal fucked up rond en wou vandaag echt wel zijn slag slaan. Hij verplichtte mij om op een hoek van het gebouw post te vatten, terwijl hij op een andere hoek -waar ook hij een overzicht had op een groot deel van het gebouw- de wacht hield. We hadden nog steeds oogcontact als ik me enkele meters van mijn wachtplaats verplaatste. Er fietste een jonge man voorbij en ik dacht dat hij een compagnon was van die freaks die in zich het gebouw schuil hielden. Maar neen, ik volgde hem en hij stond enkel wat te prutsen aan zijn fiets. De jongen stond om zich heen te kijken terwijl ik terug naar mijn aangetoonde plaats stapte. Het feit dat ik even uit het oog ben geweest was het sein geweest voor één van die inbrekers om uit zijn hol te komen. Hij zat daar -boven op een laag dak- als een rat in de val. Ik riep mijn kameraad Ivan en de 71 jarige kwam aan- gelopen. Roepend en tierend naar die inbreker. Die jongen kwam van het dak met de schrik in zijn ogen. Ivan deed de jongen omdraaien met zijn gezicht naar de muur. Die andere jongen met zijn fiets zag het volledige spektakel gebeuren en zei dat Ivan een originele Stalin boy was. De fietser was blijkbaar van Russische herkomst en moest zijn GSM geven aan Ivan, zodat hij de politie kon bellen. De stijl van telefoneren was voor mij hilarisch. Ik verstond er geen woord van maar toch snapte ik dat Ivan de politie bekampte met hevige artillerie van woorden. Tijdens het telefoontje, dat volgens mij veel te lang duurde, moest ik de wacht houden bij de inbreker. Deze had echt wel de schrik in zijn ogen. Later heb ik vernomen dat Ivan hem zei dat hij zijn hoofd er zou afhakken. Het was een junkie dat nu volledig aan het uitfreaken was. Hij was verloren: een oude Russische ex KGB-er, een Westerling dat hij in het Engels had horen spreken tegen die fietser. Ik voelde de macht, ik smaakte en proefde ervan. Nu wist ik hoe het voelt om een volledige controle te hebben over een persoon, een mens. We konden doen met hem wat we maar wilden. Zeker als ik het gedrag van de opgewonden Ivan zag. Nog steeds weet ik niet hoe het komt dat ik mezelf zover heb gebracht om tot deze actie over te gaan. In alle geval was het een zeer vreemde ervaring. Geen enkele seconde heb ik getwijfeld, gewoon gedaan wat er mij bevolen werd. We namen de van schrik verbleekte dief mee naar de grote zaal van de fabriek, die zaal net naast mijn vertrek. Het hangslot op de deur is een vals slot. Je hoefde het maar een ruk te geven en het was open. Maar nog steeds bleef Ivan het spel spelen. Hij deed alsof hij het opende met een sleutel en nam de jongen mee naar binnen. Hij gaf hem een stoel en zette die jongen in het midden van de grote zaal. Toen sloot hij de deur terug en wandelde naar buiten. Hij had nog steeds de GSM van de fietser in zijn handen en terug begon hij te telefoneren naar de politie. Zijn toon was nog heviger, nog meer opgewonden. Ja, chaotisch klonk in zijn stem en zijn lichaamstaal was nog erger. De bijl bleef in het rond cirkelen terwijl hij telefoneerde. Die verstomde fietser wou echt wel zijn telefoon terug. Het was nogal duur om zo lang te telefoneren, dat dacht ik toch.

Uiteindelijk kwam de politie het terrein opgereden. Ze kwamen van achter mij. Ondertussen was Ivan weer gaan lopen, hij dacht er nog ééntje gezien te hebben. Zijn lust om te jagen was blijkbaar nog steeds niet geluwd. Ik deed teken naar de agenten om hem te volgen. Maar in tegenstelling om hem te volgen, werd hij verondersteld de inbreker te zijn. De twee agenten sprongen uit de wagen en grepen mijn partner bij de kraag. Ik zag dat  agenten een kogelvrije vest aan hadden en probeerden Ivan te kalmeren. Ze sloegen Ivan in de boeien. Ondertussen kwam ik naast hem staan. Ik probeerde de agenten uit te leggen dat Ivan niet de inbreker was, één van de twee agenten sprak een mondje Engels. Maar toch duwden ze hem op de achterbank van de politiewagen. Ze klapten de deur dicht en kwamen beiden naar mijn verhaal luisteren. Ivan bleef erg nerveus om zich heen kijken en bleef voor mij onbegrijpelijke woorden naar de agenten afvuren. Het werd één van de agenten iets te veel, die stapte in de wagen en reed enkele meters achteruit. De andere agent begreep dat Ivan de dader niet was. Maar ze hadden hem enkel in de wagen geplaatst en enkele meters met hem gereden om hem te kalmeren. Dit bleek uit eindelijk te werken. Ze opende de deur en lieten Ivan uit de auto. Zijn handen waren nog steeds op zijn rug. Als een verslagen hond keek hij mij recht in de ogen. De vraag in zijn ogen was duidelijk: ‘help me hier uit, vertel die twee dwaze, jonge gasten dat ze mij moeten loslaten’. De bijl lag ondertussen veilig in de koffer en ook de rust was teruggekeerd. Nu ja, teruggekeerd, mijn lijf trilde van spanning en die gast, die junkie, de slechterik, de inbreker, de outlaw, zat nog steeds opgesloten in de grote zaal van de fabriek.

Toen de politiewagen met de arrestant op de achterbank wegreed van het terrein zag ik de schouders van Ivan zakken. Hij was verslagen. We stonden buiten aan de groene deur. In zijn opwinding had hij het slot gebroken. Ondertussen was hij aan het kijken hoe hij het zou herstellen. In de muur was er al een cijferpaneel bevestigd om de deur van een elektronische vergrendeling te voorzien. Nu ja, dat was wel mooi in de muur gemetseld maar het had geen enkele contact met de deur. Enkel het toetsenbord was er, geen verbinding of elektronische bedrading was er te zien. In gebaren taal probeerde ik Ivan mijn geboorte jaar te tonen op het in de muur gemetselde toetsenbordje. Ivan begreep me eerst niet zo goed en leerde me tellen in het Russisch. Zo kwam ik ook te weten dat hij in 1935 geboren was, net als mijn vader. Dat deed het ijs nog meer breken tussen ons. De wanhoop stond nog steeds in zijn ogen te lezen. Wat hij mij toen duidelijk probeerde te maken, heeft me zeer diep geraakt. Hij trok zijn schouders op, strekte zijn armen half voor zich uit met de handpalm omhoog en maakte een ‘pfuh’ geluid met zijn mond. Ik begreep het volledig: zie mij hier staan. Niemand kent mij, niemand kijkt om, iedereen behandelt me als een hond – dat was ook wel vaak zo, dat zou later blijken vanuit gesprekken met de verantwoordelijken van de fabriek – ik heb niks, ik ben niks en heb een lang leven achter de rug. Deze houding, die blik, die lichaamstaal, dat gebaar, gaven me rillingen. Hoe trots moet de man geweest zijn op mij. Een westerling, die de hardheid van de Russen niet kent, een jonge man van 32j die zomaar eventjes, zonder enige twijfel een inbreker helpt vangen. De connectie met de gelijke leeftijd van mijn vader en het gebeuren van zopas was iets zeer bijzonders. Ik heb ook nog moeten denken aan zijn leven en aan dat van mijn vader. Beiden waren ze kleuters toen die verschrikking van de tweede wereldoorlog hun land binnen stormde. Maar hij woonde gewoon aan de verkeerde kant van de muur en mijn vader heeft de bloei van het kapitalisme helpen verwezenlijken. Nu ja, ze zijn beiden kinderen van voor de oorlog en dat kan ik ergens voelen. Vraag me niet hoe of wat ik voel, maar misschien is dat wel één van de redenen waarom ik ozo graag naar het Oostblok ga. Voor mij is de tweede wereld oorlog slechts sinds de onafhankelijkheid van de Oost-Europese landen voorbij. Daar althans. De 50 jaren na het Naziregime waren alsnog veel erger dan oorlogsjaren. Het duurde veel langer en was veel venijniger. Het was sluipend, alom tegenwoordig, ondergronds en uiteindelijk overwoekerend. Om dan uiteindelijk zichzelf te wurgen. Alles was veel meer verdoken, alsof het een oneindige verkankering was dat zich schuil hield in donkere holen met dikke muren ver van de wereld. Geheime cellen en codes, structuren en afluistermateriaal.

Wist je dat er bvb in elke klas aan de universiteit wel één spion zat. Eén verklikker, die alles in de gaten hield. Als je je mening iets te luid verkondigde werd je ’s nachts gewoon uit je bed gehaald en gedeporteerd. Ook in de bars en in hotels was er afluistermateriaal. In elke woonblok, in elke fabriek, in elke organisatie zat er wel een infiltrant, een kanker zonder gezicht, een onderkruiper.

*Isolatie:…Het is net dit soortisolatie dat ik gebruik in de verbeelding bij het maken van de beelden. Deze denkwijze doet mij situaties bedenken en verwerken. Zo creëer ik een eigen codetaal dat behoorlijk geheimzinnig en onduidelijk kan over komen voor de toeschouwer. Het is een irreële wereld waar ik mij in begeef. Misschien kan ik verwijzen naar het internet dat ook vol zit van gelijkaardige codes. Die uiteindelijk hun eigen leven gaan leiden. Of nog erger de controle dat er op het internet gebeurd van firma’s en staat. Alsof het lichaam volledig wordt open gereten en geen kans meer heeft om zichzelf te beschermen tegen alle virussen en parasieten die er in deze brainstream, hersenspinsels zitten.

De codes dat ik hanteer zijn even artificieel als de creatie van een samenleving. De meeste samenlevingen, gemeenschappen, maatschappijen steunen op de voorgaande. Ze zijn gebouwd op de ruïnes of op de fundamenten van een andere, voorgaande, kunstmatigheid.

 

Nu ja, het Westen leeft ook onder een dictatuur. Maar dan één van een andere soort, misschien even diep of nog veel dieper en veel scherper, veel spitsvondiger: de dictatuur van het product. We kennen niet wie de echte vijand is hier, daar het onze zwakke emoties aanspreekt, via allerlei verleidingstruckjes. Het zijn constant nieuwe producten die onze gedachten terroriseren, zodoende kunnen we de echte agressor nooit in de ogen zien. Een staatsstructuur is iets zeer duidelijks om te bekampen, ook al ken je de spion niet. De structuur ervan ligt eerder in onszelf, onze eigen hebzucht om de wereld te koeioneren en te domineren, te plunderen en te vernietigen, selfesteem! Dit gevoel van zelfvoldoening maakt ons, het publiek, aan de andere kant lui. Het zorgt ervoor dat we inslapen. Dat we niet meer attent zijn wat er boven ons hoofd gebeurd. Brood en spelen, het principe bestaat nog altijd. Niemand in het westen ontsnapt eraan.

 

 

 

Waarom heeft de democratie nooit een buffer gesteld op het kapitaal? Omdat het een laffe vrouw is. Een geile teef die nooit genoeg krijgt van zichzelf. Onze wereld is vol van wetteksten en regeltjes, terwijl die bazen met de media onder hun arm (onbekenden) kunnen doen wat ze maar willen. Lady democratie heeft van haar eigen zoon Kapitaal verloren. Alsof het een zeer slecht opgevoed kind is. Onhandelbaar is het geworden, het kind wilt altijd zijn zin en zal dat ook altijd krijgen, tot alle bronnen zijn opgebruikt. Deze zoon is niet voor rede vatbaar en neukt zijn moeder ondertussen, terwijl het de vader heeft vermoord. Waar heb ik dit verhaaltje nog eens gehoord?

 

 

 

 

Verloren! ‘A Foraging Search At The End Of Chaos’

 

Op één van mijn zwerftochten door de fabriek –enkele vleugels van het gebouw waren nog niet in gebruik en waren in een erbarmelijke staat- vond ik een heleboel blueprints waaronderdelen van machines waren op getekend. Ik had een kast open getrokken en de vellen papier donderden op mijn hoofd. Deze afgedankte vellen papier heb ik meegenomen naar mijn atelier en ik ben ze zorgvuldig beginnen sorteren. Als een bezetene begon ik de papieren te bestuderen. Eerst moest ik ze ontplooien en dan sorteerde ik de vellen papier volgens formaat. De kleuren waren door de zon of door de lucht aangetast. Het ene vel had een verbleking aan de plooi, het andere was slechts voor de helft verbleekt. Elk blad werd met een natte vod afgewassen en vlak gestreken.

Ik kwam op het idee om er mijn nieuwe ideeën, mijn brainconstructies boven op te drukken. Een ‘Foreaging Search At The End Of Chaos’ werd a.h.w een werkelijkheid: door het snuffelen in de fabriek ben ik op een nieuw idee gekomen. Ook het ‘Karosta Brain’ was getekend op blaadjes dat ik uit een soort boekhouders boekje had gehaald. Dit boekje was gebruikt door een Sovjet soldaat. Hij had er zijn trainingsschema’s in bijgehouden. Deze soldaat werd mijn imaginair proefkonijn, waar ik de verschillende onderdelen van mijn nieuwe ‘brain’ op uittestte. Deze soldaat had nummer 90283 en is terug te vinden op de ‘Innerself Stabilizer Issue’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3 gedachten over “Tallinn – 2006 ‘Your Country Ain’t Your Blood’ + ‘Onafgebroken Razen De Beats’

  1. Pingback: Dehumanisation – Performance « Peter Puype

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s